Menu

Werkwijze

Het is belangrijk dat cliënten leren wat hun eigen mogelijkheden zijn om zo de zelfstandigheid te stimuleren en grenzen te bepalen. Dit gebeurt met behulp van het Sociaal competentiemodel en het EIM-model (Eigen Initiatief Methode-model).

Sociaal competentiemodel

De Ring gaat uit van de gedachte dat iedereen kwaliteiten bezit, maar daar wordt niet altijd gebruik van gemaakt. Het is voor mensen belangrijk dat zij gebruik weten te maken van hun mogelijkheden en om kunnen gaan met hun beperkingen.

Competentiegerichte hulpverlening richt zich op het versterken van potentiële krachten in de cliënt zelf en/of zijn directe omgeving. De nadruk ligt op een positieve benadering waarbij het in eerste instantie gaat om het leren van nieuw gedrag. Bij het aanleren van nieuw gedrag wordt gebruik gemaakt van leertheoretische principes.

Volgens het sociaal competentiemodel zijn er in een levensloop verschillende ontwikkelingtaken te vervullen. Om deze taken te vervullen moeten vaardigheden geleerd worden. Het vervullen van de ontwikkelingstaken vormt een noodzakelijke voorwaarde voor een goed verloop van de ontwikkeling.

Er wordt van competentie gesproken als de vaardigheden van cliënten toereikend zijn om te kunnen functioneren op een voor zowel cliënt als omgeving acceptabel niveau.

Eigen Initiatief Model

Binnen het sociaal competentiemodel wordt gewerkt met het Eigen Initiatief Model (EIM). Het EIM is een leermodel voor mensen met een verstandelijke beperking, hun begeleiders, onderwijzers en familie. Bij het EIM gaat het er om dat mensen met een verstandelijke beperking leren zelf na te denken over allerhande zaken waarmee zij in het dagelijks leven te maken krijgen. Als zij zelf kunnen nadenken kunnen zij beter keuzes maken en vergroten zij hun zelfstandigheid thuis, op school, op het werk, in hun vrije tijd en in hun sociale relaties.

Uitgangspunt van het EIM is dat de problemen die mensen met een verstandelijke beperking hebben met het toepassen van geleerde vaardigheden, voortkomen uit een gebrek aan leerervaringen.

EIM gaat ervan uit dat mensen met een verstandelijke beperking door training kunnen leren nadenken over bijvoorbeeld eigen mogelijkheden en de manier waarop zij uiteenlopende situaties kunnen benaderen. Voor een dergelijke training is het dan wel noodzakelijk dat instructies en aanwijzingen tijdens, maar ook na de training, worden gericht op het denkproces dat ten grondslag ligt aan het handelen. Instructies in EIM zijn directief op denkniveau en non-directief op handelingsniveau.

Dit betekent dat diegene die instructies en aanwijzingen geeft, steeds voor ogen houdt dat hij de ander moet helpen na te denken over wat hij doet. Als hij de ander namelijk voortdurend zegt wat hij moet doen, dan krijgt deze niet de gelegenheid zelf te denken. In dat geval is het niet zo vreemd dat iemand - na een training - ook niet in staat is zelf te bedenken op welke manier hij moet handelen. Hij heeft dat immers niet geleerd.